Om de dynamische inhoud te bouwen wordt een script, bijvoorbeeld via PHP, uitgevoerd dat textuele informatie oplevert waarmee de webserver kan werken.
De gegevens worden doorgaans in een database bewaard. De communicatie met de databaseserver gebeurt ook via dat zelfde script.
Aan de hand van de URL weet de webserver welk bestand of script wordt opgevraagd en welke services nodig zijn om het resultaat te verkrijgen dat moet worden terug gestuurd.
In het beeld hierboven is het opgevraagd bestand een HTML bestand, statische inhoud dus. Daarvoor is geen verwerking op de server nodig. Als dit een PHP bestand zou zijn weet de webserver dat de PHP service moet worden gestart om de dynamische inhoud te bouwen.
index.html
of index.php
om op te vragen.
Bij een URL aanvraag kunnen extra parameters verstuurd worden die voor, bijvoorbeeld, PHP nuttig zijn bij het verwerken van de informatie.
Die parameter kan bijvoorbeeld een ID zijn (een unieke waarde / sleutel) om in een database de juiste gegevens op te halen, of een parameter die bijvoorbeeld aangeeft of een overzicht van gegevens oplopend of aflopend moet worden gesorteerd.
De parameters zijn dus belangrijk om het resultaat van de HTTP aanvraag te bepalen.
Enkel voorbeelden, kijk goed naar het verschil in resultaat:
Zoals je ziet is de naamgeven van een parameter soms betekenisvol, soms niet. Het belangrijkste is dat het ontvangende script ze “begrijpt”. Als ze ook belangrijk zijn voor SEO (Search Engine Optimisation) dan zijn ze natuurlijk wel best betekenisvol.
Naast de parameters via de URL kunnen er ook (nog) parameters of informatie verborgen worden verstuurd. Dat is vooral interessant als de inhoud die moet worden verstuurd uitgebreid is (bv. bij het versturen van een formulier) of gevoelig is (bv. een paswoord).
Een URL aanvraag gaat ook gepaard met een methode. De belangrijkste zijn:
Het resultaat van een aanvraag is (meestal) de opgevraagde inhoud. Meestal, want er kan natuurlijk ook vanalles fout lopen.
De inhoud kan het HTML resultaat zijn, maar evengoed de inhoud van een Javascript, een CSS bestand of de inhoud van een beeld of Excel document.
Naast de inhoud komt ook altijd een inhoud type mee. Op die manier kan de client het antwoord op de correcte manier weer geven.
Het resultaat van een aanvraag komt naast de inhoud ook altijd met een code. Deze weerspiegelt of de server de vraag correct heeft kunnen afhandelen of dat er een probleem is opgetreden.
De meest courante codes:
Het CSS bestand, het JavaScript bestand, de beelden en eventuele andere documenten die bij een aanvraag van dynamische informatie horen worden wel nog steeds statisch aangeboden.
De webserver functioneert dan enkel als doorgeeflijk. De inhoud kan bijvoorbeeld wel nog afgeschermd worden wanneer de aanvrager niet de correcte authorisatie heeft.